0 – 1 jaar
Huilen, oogcontact maken, stemgeluiden herkennen, comfortgeluidjes maken, lachen, brabbelen, reageren op eigen naam, korte zinnetjes begrijpen
1 – 2 jaar
Eerste woordjes zeggen, zichzelf duidelijk maken met lichaamstaal en gebaren (wijzen, iets wegduwen, nee schudden, zwaaien), mensen en dingen benoemen, reageren op opdrachtjes, bewustwording van gevoelens van anderen (boos, verdrietig), de uitspraak is nog niet altijd goed
2 – 3 jaar
Praten in zinnetjes, steeds beter opdrachten en aanwijzingen uitvoeren, antwoord kunnen geven op wie/wat vragen, praten tijdens het spelen, luisteren naar verhalen die voorgelezen worden
3 – 4 jaar
Langere zinnen maken, verhaaltjes vertellen, gesprekjes voeren, verstaanbaar kunnen spreken, met andere kinderen en met volwassenen kunnen praten
Streven met het oog op de basisschool
- het kind moet verstaanbaar kunnen spreken (zonder hulp van bijv. moeder)
- het kind moet begrijpen wat een ander bedoelt (taalbegrip)
- het kind moet zichzelf duidelijk kunnen maken (zinsbouw, woordenschat, vertelvaardigheid)
Het hoeft niet ‘perfect’ te zijn, maar het kind moet zich zelfstandig kunnen redden.